Voldersgracht
We lopen terug naar de Voldersgracht en slaan linksaf om de Voldersgracht verder in westelijke richting te volgen. Op nummer 11 is een trapgevel te zien zoals veel huizen in de tijd van Vermeer hadden.
De Voldersgracht is een van de oudste grachten van Delft. Hij dateert minstens van 1348, en droeg toen al dezelfde naam. De Voldersgracht heeft als bijzonderheid dat het een halve gracht is met een straat aan één kant en huizen aan het water aan de andere. Veel van die huizen in het water hebben in de kelder een deur aan de gracht voor bevoorrading. De gracht dankt zijn naam aan de lakenvolders die er in de middeleeuwen hun beroep uitoefenden. De taak van de volder is het vollen (laten vervilten) van een wollen weefsel. Dit is een bewerking om de vezels dichter ineen te werken, waardoor een stevige, waterdichte stof ontstaat die minder vatbaar is voor krimp. Volgens de traditionele methode wordt het weefsel gedompeld in een grote bak met heet water, eventueel aangevuld met urine en/of vollersaarde, maar ook wel met zeep. Vollersaarde (ook wel bentoniet genoemd) is een vettige klei die het vuil uit de vezels opneemt. Met deze chemicaliën werd de lanoline uit de wol opgelost. Door het weefsel met de voeten aan te stampen ging de stof vervilten en krimpen. Het vollen was zwaar en vuil werk. Naast vollen met de voeten, werd de wol en tevens leer ook wel vervilt door er met hamers op te slaan.
Na het vollen zijn de afzonderlijke draden van de wol niet meer zichtbaar. De volders gebruikten de gracht om hun afvalstoffen in weg te spoelen: een mengsel van urine, vollersaarde en vuil uit de gevolde lakens. Vanaf de 14e eeuw verhuisde deze nijverheid meer naar oostelijker gelegen delen van de binnenstad. De naam van de gracht bleef echter behouden.